Ik weet niet meer van wie ik de kopregel van deze column heb gelezen, of heb gehoord. Het had in ieder geval te maken met het schrijven van gedichten. Het altoos durende gevecht om de juiste woorden, zinnen en ritme te vinden. De zin schoot me weer te binnen bij het lezen van het nieuwsfeit dat de Cultuurfabriek in Veenendaal op zaterdag 24 augustus in het teken staat van de dichter Kees Stip, die op zondag 25 augustus, honderd jaar geleden geboren werd. In dat kader wordt er zaterdag 24 augustus een ‘Stippenfeest’ gehouden. Een dag met tal van activiteiten voor jong en oud, waaronder het voorlezen van een Kees Stip- gedicht, zoals daar zijn een fiks aantal dierenversjes van zijn hand. Die zijn op tal van plekken in Veenendaal te lezen zijn, waaronder ook een in de Cultuurfabriek. Het persbericht maakt echter geen melding dat er ook een zelf geschreven gedicht voorgedragen kan worden. Jammer, want ik kan alle verleiding weerstaan, behalve de verleiding van het maken van een gedicht. Vooral rijmende pennenvruchten die ik dan opdraag aan een favoriete muze. In dit geval Cornelie de Kuijper, een medewerker van De Cultuurfabriek, die alle ins en outs weet van het aankomende ‘Stippenfeest’. Een vrouw met gevoel voor kunst. Ik durf te wedden dat als er van haar een wangslijmmonster wordt afgenomen zij afstamt van de de Griekse godin Pallas Athene, onder meer de godin van de kunst en de wijsheid. Maar ik weet niet of Cornelie zit te wachten op een gedicht van mijn hand. Een dichter zou soms, volgens de bekende Nederlandse dichter M. Vasalis, geen enkel woord meer willen gebruiken en willen volstaan met een schreeuw, een zucht, een boer of een omhelzing.
Festina Lente (Henk Jansen)