Ik hoorde dat mijn Rhenense herinneringen worden uitgeknipt en er druk over wordt gesproken. Vooruit maar, nu weer een mijmering uit de zestiger jaren. Het is op dit moment het seizoen er niet voor maar de echte liefhebber van ijs smult daar ook in de herfst- of de winterperiode van, zoals ik. IJs, ik was er als kind al gek op. Mijn oren waren altijd gespitst op de bel van de ijscoboeren. Dat waren in de jaren zestig Jan van Baaren (van de Julianastraat) en Geurt Hovestad (van de Prunuslaan). Bij veel oud-Rhenenaren was de laatste ook wel bekend als Geurt ‘likkie’. We wisten op den duur de bel op de kar van Geurt snel te lokaliseren. Het was dan ook rennen geblazen als Geurt met zijn kar, die hij op menskracht in beweging bracht, de Nieuwe Veenendaalseweg op moest worden geduwd. Want dat werd beloond! Vanaf de Zuidwal duwden we de kar ook de Bontekoestraat op, zo steil was het daar. Daar was na Geurt zelf, twee jongens voor nodig. Ter hoogte waar nu het gemeentehuis staat trok Geurt na gedane arbeid één van de twee deksels van zijn ijscokar open, pakte een hoorntje en wat weghad van een brede voegspatel, schepte hij ijs in het hoorntje. Vanonder de andere deksel schraapte hij een lik slagroom op het ijsje. Die eerste lik met de tong was een pure sensatie en van bevergeil (om ijs op smaak te maken) hadden we nog nooit gehoord. Na het ijsje zochten we de speeltuin op die destijds was gelegen op de plek waar nu sporthal ‘t Gastland staat. Daar vermaakten we ons op een vrij roestige schommel en lieten we ons afkoelen in het pierebadje. We moesten eigenlijk tien cent betalen, maar wij kwamen er stiekem voor niet in!
Reacties: h.jansen@wegenermail.nl
Door Henk Jansen